Als kind naaide ik een sokpop; eentje met kralen ogen, oranje schubben en een grote bek vol tanden.
Met mijn hand in de sok begon mijn ‘draak’ te leven, hij had opmerkelijke praatjes en maakte kritische grappen.
Zelfs mijn moeder kreeg ik aan het lachen.
De draak is lang geleden al verdwenen, maar de eenzame sok heeft tegenwoordig een opmerkelijk tweede leven.
Als modetrend verheven, zijn zelfs al mensen met een sok voor hun mond op straat verschenen.
Niemand lacht erom.