De meeuw, lekker schreeuwend, buitelend van blijheid, nu opgesloten als een huismus, normaal honkvast, maar dat voelt nu als een straf, zonder zorgeloze vrijheid.
Verlaten straten, stipt op tijd een streekbus aangereden, geluidloos stappen onzichtbaren aan de achterkant in en uit, de bus rijdt verder, een lege huls op route, blik op vooruit.
Dan komt de postbode, schichtig aangelopen, een enkele brief wordt zacht ritselend door de brievenbus geschoven, veel valt er niet te beleven; een aanbieding van een winkel die gesloten is voor weken.
Het sociale leven op slot, we beven van angst en vragen ons af; is er nog leven na de IC en het Groningse land, ontdaan van zijn aardgas, doet ook nog steeds mee.