Het koord aan de noodklok wiegt verlaten heen en weer.
Een ijzige wind fluit door een orgelpijp een lijdzaam lied.
Dikke gipsvlokken vallen uit de hemel wild dwarrelend omlaag.
Het lijkt wel Koning Winter die door de Oostwoldse kerk waart.
Een restauratie kan het pand redden maar is nog lang niet voor elkaar.
De deuren worden voorlopig dicht gehouden, uit angst voor lawinegevaar.