De boeman staat in verblindend licht, zijn arm dreigend opgeheven naar de zaal, in zijn hand een verborgen zakje met ketchup en een duidelijk waarneembaar steekmes van imitatiemetaal.
Het publiek vlucht diep weg in de genummerde rode stoelen, angstig en vol spanning kijken zij naar wat komen gaat.
Achter de coulissen spiedt de regisseur; het donker verbergt zijn ware aard, hij houdt nauwlettend in de gaten of alles volgens script gaat.
Op het hoogtepunt, als de dood opstaat en de ketchup gutst in grote stralen, schuiven de theatergordijnen dicht, een grens trekkend tussen datgene dat waarheid en illusie heet te zijn.
De boeman blijkt nu niet meer een bloeddorstige waanzinnige te zijn maar een acteur met gepoederd grimas, nog wel een hele gewone man, die ook net als ieder ander maar net zijn hypotheek betalen kan.
De avondklok tikt steeds luider boven het overweldigend applaus terwijl angstzweet reeds opdroogt tot korrelig fijn zout.
Zetels klappen fluweelzacht dicht; het publiek wordt door de zaaldeuren naar buiten geleid, snel naar huis voordat het duister intreedt dat vooralsnog rustig vanaf het toneel de zaal inglijdt.