Toen de winkels sluiten moesten, het publiek gedwongen internet bezocht waaide een ijzige wind langs de panden van de straat. Gevels raakten vervallen, winkeliers failliet, een huis gaat zo maar in de fik; zwartgeblakerd leek de toekomst van de straat.
Flarden van herinneringen aan een ooit zo floriante straat bleven aan de binnenmuren hangen terwijl een spoor van vernieling zich verplaatste door de straat.
Na het sluiten van de apotheek verschijnt een pillenman met aanloop op straat. Een schuwe vogel overweegt een nestplaats, straatgras kruipt gedreven langs de tegels van de straat.
De eerste nachtelijke moord vindt plaats en daaropvolgend een politieonderzoek dat al snel niet verder gaat.
Een zonderling heeft stiekem een pand gekraakt, een wildplasser die gehaast een zijsteeg gaat, een zwarte zwerfkat die hongerig op muizenjacht gaat, een verdwaalde chipszak, fladdert doelloos door de straat.
De muzikant die ongestoord wil repeteren vindt een stek in de lege beddenzaak die voor altijd in de uitverkoop staat, een groene kikker die het ritme wel ziet zitten en gedreven mee kwaakt; het wordt zo waar gezellig in de eens verstilde straat.
Jongeren die een woning zoeken nemen in verloop van tijd met elk onderdak genoegen, betrekken een pand in de straat die toch iets authentieks uitstraalt.
De eerste geveltuin met minigroenten ontstaat, voor een raam komt vaas met bloemen, een paar kinderen spelen met elkaar; een nieuwe invulling van de straat
Er opent een zaak met tweedehands brocante,  een alternatieve boekwinkel komt er naast en dan een exotische koffiehandel; het gaat opvallend beter met de straat.
Het stadsfeest zet de straat weer op de kaart, te midden van alle bezoekers zie ik jou verschijnen; jij bent de levendige straat