Een bont gezelschap

Zij komen tegen de avondschemer bijeen, achter het wuivend bos der vlekkelozen; katoenen T-shirts die volgens strak stramien  zijn opgehangen in lijnbeplanting, waaronder een enkele roos volop in verschoten rood uitbundig staat te bloeien, maar waar geen hond dit jaar een feest voor zou vieren.

De dromer die in de nadagen van zijn leven nog steeds zou beginnen maar ondertussen zo veel wijsheid heeft opgedaan dat zijn oude onderdak afgeladen is met zeldzame herinneringen, spreekt in het gezelschap over de belevenissen van vijftig oude goden.

Een vergrijsd duracell-konijn dat wonderbaarlijk nog steeds actief is en in rap tempo zijn hele huis verbouwt, gedichten schrijft en hartstochtelijk de liefde bedrijft, roffelt in rijm door een kortstondige stilte van diepzinnig gemijmer.

De stouterd, aangeschoven na een lange fietstocht over eindeloos lijkende saaie rechte paden, maakt expres een verkeerde grap; een onverwachte zijwaartse beweging, hanteert de tactiek van een ijsbreker. Zijn puberale wilde haren ondanks heel wat jaren nog steeds niet kwijt, zelfs zijn levensritme zit nog vol met geïmproviseerde blote billenverhalen.

Dan komt de van alle trossen losgelagen doorgewaaide kapitein over een zilverkleurige golf aangegleden, zijn verhalen van zijn verre reizen doorweven zelfs de lange aardse haren van de oervrouw, die ongeduldig maar onophoudelijk, tussen een warboel van woekerkruiden, met een afgesneden penwortel de verhalen probeert op te schrijven, terwijl de was langzaam in de luwte droog waait.