Een loot die zo graag naar de hemel reikte, onvolwassen al veroordeeld tot de beklaagdenbank, haar dromen door harteloze eisers afgestraft, onverbloemd tot een meter is wat haar wacht.
Betoogd zal er worden tot twee meter hoog op eigen grond, met recht van larikshout verkleurd tot antraciet of wordt het toch bijeengebonden waterriet?
Wie was het die de eerste paal sloeg? Een miskleun was het wel, een zinloze hamerslag in het luchtledige en toch heeft het ongeraakt zijn weerslag die hard aanvoelt op eigen leden.
Het zijn de mussen die luidruchtig tjilpend hun blik over het alledaagse laten schijnen, zo algemeen cliché maar ondanks dat grenzeloos elke tak betredend, trippelpootjes op de rand van dood en leven.
Wat vaststaand lijkt blijkt zeker niet eeuwig, roemloos verval van het gelijk begint reeds met onvolkomen hangers naar beneden, verkort zal het lot uiteindelijk net als alles in het leven anoniem in brakke bodem verdwijnen.