Melodrama

Een zevenstippelig lieveheerbeestje vol geluk, in rood bepantserd schild komt aangevlogen. ‘Ben ik te laat?’ Troostend slaat zij een kriebelpootje om mijn hals terwijl mijn bittere tranen reeds een dal van verdriet heeft doen volstromen.

Ik laat mij achterover zakken in de golfslag van het water, ontredderd en verweekt proef ik de wrange smaak van falen.  Een meeuw schreeuwt schel boven het verloren tij: ‘Denk je dat je door je gejammer je doel ooit zal behalen?’

Ik sluit mijn oren voor de kreten, zwelg liever in golven van ellende, zak zelfs wat verder naar beneden in de grauwe diepte waar het licht gedempt wordt tot een vertroebelend grijs en ik verblind raak zelfs met mijn ogen open.

Ongemerkt verstrijken uren of dagen misschien zelfs wel jaren. Gebarsten lippen herbergen onuitgesproken verdroogde woorden reeds opgebleekt door felle zonnestralen. Mijn lichaam snakt verlangend naar helder drinkwater en dat kan niet wachten tot later. Het leven begint voorspoedig in mijn uitgeruste lichaam terug te stromen. Gewikkeld in een kluwen van verkreukelde lakens in mijn eigen slaapkamer, ben ik gelukkig niet in mijn eigen droom verzopen.