ontdekking - gedicht Refia Doevendans in Het Streekblad - afbeelding Pixabay

Ontdekking

Voor ik op de deurbel druk doet hij al open. Heeft hij daar sinds ons telefoongesprek ijsberend heen en weer gelopen? 

Zijn nieuwe huis in hartje Winschoten, een statig model met art-deco trekken is hij lukraak aan het strippen; oude vergeelde lamellen heeft Joop al in een grote ‘O’ met een tie-wrap bijeengebonden, een natuurkurken wand gepokt door punaisegaten verborg tot voor kort een roodstenen muur. 

De sloophamer ligt nu nutteloos op het uitgesleten visgraatparket. Met een ontkroond flesje bier in de hand loopt hij naar het souterrain van het pand. 

Hij wijst opgewonden naar een gat in de muur. ‘Kiek nou eens!’  

Op zijn aandringen loop ik er heen. Ik knijp mijn rechteroog dicht en sper de linker wijd open en tuur, maar de ruimte achter het gat blijft voor mij in duisternis verborgen. 

Joop schijnt met een zaklantaarn bij. ‘Moiiee! Wat is dat nou?’ Ik zie achter de opening in de muur een gang verschijnen. 

Joop kijkt mij samenzweerderig aan. ‘Dit is zeker een ondergronds stadsdeel uit oude tijden. We moeten maar eens onderzoeken of die gang ergens naar toe gaat leiden.’  

‘Ondertussen houden wij dit stil.’ Hij legt zijn vinger op zijn mond terwijl ik in zijn ogen een schatzoeker zie verschijnen.