overval - gedicht Refia Doevendans in Het Streekblad - afbeelding Pixabay

Overval

Haar aandacht wordt getrokken door een bericht in een provinciale krant. Het leesbrilletje wordt met een ruk onder een stapel oude kassabonnen vandaan getrokken en op haar karakteristieke neus geplant. 

‘Heb je dit al gezien?’ Ze wijst opgetogen naar een artikel dat gaat over de beroving van het tankstation in Bellingwolde die twee jaar geleden heeft plaatsgevonden. ‘Breek me de bek niet open; ik heb echt wel die overvaller met zijn Action-tas zien rondlopen…’  

Haar verhaal, ik kan het ondertussen wel dromen, gaat al tijden als een lopend vuurtje in de rondte. Zij heeft een onbekende rond die bewuste dag bij het tankstation met een boodschappentas zien lopen. Die is sindsdien voor haar de verdachte. Haar mond blijft doorgaan met het produceren van een stroom van woorden die genadeloos beukt tegen mijn weerloze oren waardoor ik reeds vroegtijdig Oost-Indisch doof lijk te worden.  

Merelmans zingt aan de top, wat groene lootjes zonder postcode her en der, narcissen zijn niet ingetogen. De zon schijnt onbelemmerd, al de hele morgen. Zoemen van een onbekende hommelsoort, indringend en dan abrupt afgebroken; ik word wakker uit mijn vluchtige dagdromen en merk tot mijn schrik dat ze mij een vraag heeft gesteld.  

Op de gok antwoord ik ‘hmmm, hmmm, ja, het is niet normaal’. Aan haar blik te zien is dat niet wat zij wil horen. ‘Of je koffie wil’ zegt zij met een geagiteerde stem. Ik schuif mijn mok naar voren; ‘gooi maar vol, geen suiker, ik drink zwart’.