Het verloren wereldwonder spreekt. ‘Hoe verrukkelijk is het leven’ zegt het beest en spuwt vooralsnog een matig vuur van purperachtige kardoenbloemen.
Klauwt achteloos naar een doosje knapperige popnagels, bekijkt kritisch het A-merk en uiterste houdbaarheid, bromt goedkeurend en begint luidruchtig met open mond te knabbelen.
Het gevaarte was vanuit gevangenschap geluidloos komen aanvliegen, over terracottarode dakpannen, gleed in zijn landingspoging hobbelend naar beneden, struikelde over bijna subsidieloze zonnepanelen, zo in de kruidentuin vol mediterrane lekkernijen van bloeiende tijm, geurige rozemarijn en groene olijven. Een weelderig mini-paradijsje door de beschutte ligging, waar de zon tussen regenbuien door zindert op het zuiden.
Geland, bijna als vanzelfsprekend in een van ellende krakende teakhouten schommelstoel; die was qua formaat nogal klein en het beest veel te groot maar gelukkig was deze voorzien van smalle heupen.
Hij had zichzelf bevrijd uit eeuwige gevangenschap. Uit een koperen kooi afgesloten met een cijferslot, een onderdeel van het mechaniek der tijd dat opgewonden klonk als de hartslag van een eentonige underground sound.
Hij heeft eeuwen over zijn bevrijding kunnen nadenken en dat heeft hij als visionair al die tijd graag gedaan. Praktisch als hij is met plannen smeden heeft hij gewacht tot zijn vuur heet genoeg opgelaaid was om uit te breken.
Zijn pasbenoemde dienaren blijken eenvoudig tot devote aanbidding aan te zetten. Gekleed in een tot op de draad versleten gulden vlies der eeuwigheid dat door vele menstruatielozen al snel tot neo mode is verheven. Enkelen dragen zelfs opvallende kunststof klauwnagels, hoe langer hoe beter, zodat zij een beetje op hun idool lijken, daarbij met dank aan meneer Pfizer, opgezette lymfeklieren trots in tweetal gedragen.
Geïnteresseerd veert hij op uit zijn bijna vastgeroeste gewoonte van voor- en achteruit bewegen als het doffe donker-agaatgroene ei uit het stenen tijdperk aan hem wordt aangeboden, door aanhangers gestolen; de topattractie uit het oudheidkundig museum.
De beiaardier, devoot en stadsgenoot, slaat gedreven in de Gronings gebakken bakstenen toren hoog boven aller hoofden op antieke zuivere fluittonen der eindtijd. Zijn het flarden van een preludium van het Wohltemperiertes Klavier van Bach dat wij horen?
Volgespoten lippen wijken zover het kan, zingen voorgekauwde woorden zonder wel te spreken. Het publiek met geschonden lichamen op gouden hoge naaldhakken begint onwennig in een verweven ritme mee te deinen.
Hij klopt met een nagel, luistert even geconcentreerd en tikt daarna gericht, en warempel de harde eierschil begint te breken en niet veel later komt een schattig voorgeprogrammeerd appje uit de brokstukken naar boven gedreven.
Zijn getatoeëerde old school vleugels slaat hij wijd open ter verwelkoming van het voortspruitsel van een bijna vergeten romance. Het gemechaniseerde beestje begint geoliede krokodillentranen te huilen, stopt plots en zegt met een klein stemmetje: ‘Pap? Mam?’ Het beest knipoogt: ‘lieverd, dat is tegenwoordig niet meer van belang’ terwijl hij als kersverse ouder trots 5gig begint te stralen.
Vele handen rijzen om iets van zijn aura te kunnen beroeren; gedreven door een verteerd verlangen naar beloofde bewijzen van het verlossende licht aan het einde van de tunnel; of worden zij plotsklaps verblind door de roestige koplamp van de stalen schrootmachine die met stoomkracht onoverkomelijk dichterbij komt denderen?
Biedt een ticket tot verlossing enkel toegang naar een eindtijd waar geen plaats is voor individualiteit, een wereld waar het licht slechts aan de oppervlakte schijnt?
De aanbeden demi-goden verdwijnen samen naar hun utopisch domein ver verheven boven de gevallenen wiens lichaam reeds van ziel zijn bevrijd. Alleen de losgelaten lichtroze rozenblaadjes van een uitgerukte struik, wat geurden zij voorheen heerlijk, beroeren teder sprakeloze blauwe lippen voor een laatste kus als afscheid.
Aangebroken is het nieuwe tijdperk in een onbekabeld land van anonimiteit, terwijl een regen van vuurvliegjes brandplekken achterlaat en het najaar ongemerkt binnentreedt in het verwoeste schemerland.
Pingback: Waterbei 2021 – Refia Doevendans