Rob Rosendahl Geboren in een ja

gedicht presentatie dichtbundel “Geboren in een ja” van Rob Rosendahl

Winschoten – Op zaterdag 25 juni is in zalencentrum Lamain in Winschoten de dichtbundel ‘Geboren in een ja’ van Rob Rosendahl gepresenteerd. Het was een mooie, maar emotionele middag, omdat de dichter dit helaas zelf niet meer mocht meemaken. De voormalig stadsdichter overleed in december 2021 na een kort ziekbed. Daarmee was de onthulling ook een eerbetoon aan Rosendahl.

Juno

Het zijn weeën in de tijd, geschenk van leven op hoogtepunt van zomernachtelijk tij; zelfs in het verre Noorden voorbij de Oosterhaven, waar flarden van opstandige stemmers nog sporadisch rond door de winsewydevelden waren.

Tere papaverbloesem, dwarrelt bijna theatraal en toch verleidelijk heupwiegend tussen scheuren in de tijd, waar de kleigebakken klinkers in een opgezweepte tweekwartsmaat van het Mokumspadje over de Langestraat verdergaat, zo is hoe de objectieve werkelijkheid tikkend tot onbesproken stof verwaait.

Het was begin Mei als ik mij goed herinner, zuiver bloedrood werd hongerig bevrucht door opdringerige hommels, stuifmeelgeel verademde sterrenstof ter herinnering aan diegenen die nimmer zouden wederkeren. Het was toen in het vroege voorjaar dat de heilige nachtvorst de beregende aarde tussen sombere mistflarden bezwangerde waardoor Juno nu met pijn en moeite in vollemaan’s aangezicht de mooie midzomer baart.

Slechts een zuchtje wind was nodig voor deze brute daad, toen de maagdelijke witte kamille net op haar hoogtepunt schaamteloos in zonde verstrooit en het maaiveld voor even doet oplichten, gevolgd door de zeldzaam zoetgeurende roos die verlegen verkleurt in pastelkleurig rozerood en daarmee natuurlijk midzomer bekoort. Terwijl libellen als betoverd staren naar hun zuiver spiegelend naakt en onder hen in watergreppels het nieuwgevormde strengenzaad uitmondt tot een opzwellend oorverdovend kikkergekwaak in duidelijk gedirigeerde vierkwartsmaat.

Het is een zwoele zomerliefde in Juno’s ogen, die voor even over het moment waakt, terwijl midzomer voor het eerst haar aardse warme lach toont naar ieder in het bijzonder, tot het koperen Donar’s paard die nooit verder dan de toren gaat, achterwaarts de bellen van de 12 uren slaat waardoor de klokken gevoelige snaren tot ver over de stad raakt.

Tingelend verloopt een zilverzilte traan van afscheid langs vergrijsde lokken naar beneden want de wederhelft van het jaar is door de geboorte onwederkerig in de tijd verdwenen ook al vormen zij nog steeds een onafscheidelijk paar. De zomer zal onverminderd verder groeien tot de komende herfst haar inhaalt en vervolgens net als het voorjaar een vervagende herinnering achterlaat.