Najaar, tijd van aards verval, waarin zomerbloemen een onvermijdelijke
stille dood sterven. Bladeren beginnen te verdorren en de geur van rotte
peren blijft penetrant in de lucht hangen. Zwarte kraaien lijken zich te
verzamelen in het luchtruim; een voorbode van het onheil dat ons te
wachten staat?
Een duister hol, lijkt te leiden naar een wereld waar vertering een heel
jaar wacht tot Allerzielen de rustelozen met hoorngeschal wekt.
Hologigen die gewelddadig om het leven kwamen, klauwen zich een
weg naar boven. Schuil als je leven wil!
Wormen en maden kruipen als een witte hageldeken tezamen, vormen
een mantel voor de herrezen heerser, Wotan is zijn naam, geprezen
leider van het dodenleger dat in onweerswolken afgewisseld door felle
bliksemstralen zal rondwaren.
De maan wordt verduisterd achter onmetelijk donkerzwart, terwijl de
dondergod op zijn achtbenige hengst stapt en opstijgt tot grote hoogte.
Het kwaadaardig gehinnik van het paard en zijn flitsende hoefslagen zijn
al van verre te horen. Tel de seconden!
Boven onze hoofden speelt spoedig het toneel van geraas en gedonder,
de ramen trillen bij elke slag gevaarlijk in hun sponningen, de wind giert
langs de muren, een slagregen slaat tegen alles dat buiten is
achtergelaten. Sluit de gordijnen voor het te laat is!
Het is Halloween, het moment dat de doden, heksen en hellewezens
bevrijd van verval en vergetelheid als een dolle bende door de lucht
razen. Een oorlog tegen de levenden en wees er maar zeker van, zij
tonen geen genade!
Zwarte doodsvegen vervagen spoedig alles wat zomers is. Geloof me,
als zij buiten klaar zijn willen zij binnenkomen. Kijk hen als het zo ver is
niet in de ogen, ze zullen je verblinden met hun helle flitsen, bedek je
oren tegen kwaadsprekerij want ze willen je verleiden om met heen mee
te strijden en bid dat de muren het zullen houden!
Een harde regen valt kletterend op de daken, klauwende handen met
rouwnagels proberen binnen te geraken, de duivelse jacht op
oorlogspad heeft bloed geroken, vlucht, zolang je nog kan!
Kruip weg in het diepste van je innerlijk maar ik smeek je ga niet te diep;
laat me je waarschuwen voor datgene je daar lang geleden hebt
begraven en al die tijd niet wilde aanschouwen. De dood grijpt je al naar
de haren terwijl je smeekt in stilte. Een geopende mond als het gat in de
grond; Genade!
‘Vertrouwen is het enige wapen wat je gebruiken kan!’ schreeuw ik naar
je, maar door het getier van de hellehonden kan je me niet horen. Ga je
sterven of draai je je om, geloof je in jezelf en ga je in gevecht tegen het
duister?
Met je laatste kracht zie ik je naar het licht in de kamer kruipen terwijl de
horde voorbij dendert en de kou van een naderende winter door de
hemelpoort nadert. Een huivering gaat door ons heen terwijl het nieuwe
Keltisch jaar naakt en onbevangen wordt geboren uit de schoot van
Aller zielen.
t.g.v. Poëzie en Beeld in de bibliotheek Winschoten.
Muziek van Impro * Ensemble