Utopium (Waterbei 2021)
Het verloren wereldwonder spreekt. ‘Hoe verrukkelijk is het leven’ zegt het beest en spuwt vooralsnog een matig vuur van purperachtige kardoenbloemen. Klauwt achteloos naar een doosje knapperige popnagels, bekijkt kritisch het A-merk en uiterste houdbaarheid, bromt goedkeurend en begint luidruchtig met open mond te knabbelen. Het gevaarte was vanuit gevangenschap geluidloos komen aanvliegen, over terracottarode
Utopium (Waterbei 2021) Meer lezen »
De sokkenbreier van Ankheptan
Heuvellandschap zo ver je ogen kunnen kijken, grasgroene steppen, het oneindig luchtruim is voor even het domein van Burkut; de goddelijke adelaar die steeds kleinere cirkelbewegingen maakt boven een punt op de grond, tot hij plots geluidloos maar met duizelingwekkende vaart naar beneden duikt en onzichtbaar wordt tussen het hoge vedergras. De hond, groot met
De sokkenbreier van Ankheptan Meer lezen »
Bramentijd
Het gevaarte staat achterin de groentetuin. Met een emmertje in de hand loop ik er weifelend naar toe. ‘Pluk maar zoveel als je kunt!’ zegt hij ter aanmoediging, draait zich om en gaat het arbeidershuisje in. De benodigdheden om jam te maken heeft hij al klaar staan. Ik begin voorzichtig te plukken van de indrukwekkende
Gamen
Een screenshot van ons allen voor het spel gaat starten; een stier op sterke achterpoten draagt met respect een totem van zijn voorouders op zijn rug. Aan zijn zijde een onbevreesde jonge vrouw met elfenoren achtervolgd door een opgewonden mechanisch kefhondje. Haar vriend voor de avond als goblin in een roze balletjurkje verkleed. Net daarachter
Zeestrand
Aangebraden liggen op een badlaken. Regelmatig omdraaien voor een well done effect. Anti zonnebrand- vermengd met zeezoutgeur. Schreeuwend storten meeuwen zich op een zanderige boterham. Uitgelaten kinderen plonsen in de branding. Een vrouw ontwijkt angstig de waterspetters. Armen beschermend tegen elkaar, tot haar buik rillend in de zee. Het doorkomen valt met koudwatervrees niet mee.
Oogsten
Libellen, op Freya’s geschonken vleugels, zweven verheven boven de zomertuin vol zoete frambolleboosjes. Als je goed kijkt wel honderden als robijnen ontluikend aan de struiken van overvloed. Zaad ontvalt de uitgebloeide bloemen van het voorjaar, wat bloeiden zij voorheen mooi, zich prompt vermengend met het zout der aarde. Rond het warme middaguur uit mijmeringen opgeschrikt door een ruzie in
Flirten
Fluiten met een kunstgebit; het klinkt niet als fiet fwijee maar eerder als als pfivvver met veel spuug erbij. Een grijns in zijn rimpelgezicht niemand die het verschil ziet. Met door staar verblinde ogen lijkt hij toch een vroegere vlam te zien. Doet zij alsof zij niets hoort? Of doet haar gehoorapparaat het niet? Heupwiegend
Hoogzomer
Tante Annie met een houten dienblad, tinkelende volle glazen roze frambozen ranja; meneer de Uil en mevrouw Ooievaar tezamen verkleefd aan de buitenkant. We kruipen uit de wigwam, mijn verentooi glijdt steeds over mijn ingevlochten kastanjebruine haren. ‘Uch’ is mijn naam en mijn land reikt tot het perk met gele Reuzenafrikanen. Mijn vriendinnetje speelt Winnetou;
Que sera sera
Samen van het Sterrenbos, hij heeft het exacte adres ooit geweten, naar de Appelhof en nu duwt hij zijn vrouw voort; de wandeltocht valt op een mooie zomerse middag. Zij lopen langs de boerderij waar zijn moeder als meid heeft gewerkt, hij wijst ernaar: wat hijzelf heeft gedaan in zijn leven is hij al lang