Verkleedpartijtje
Ome Karel rijdt motor. In de gang trek ik zijn laarzen aan. Kindervoeten in maat 45. Zijn leren motorjas zit als een huis. Een rode sjaal om mijn hoofd. Geen stap kan ik verzetten. Kleine motormuis.
Verkleedpartijtje Meer lezen »
Ome Karel rijdt motor. In de gang trek ik zijn laarzen aan. Kindervoeten in maat 45. Zijn leren motorjas zit als een huis. Een rode sjaal om mijn hoofd. Geen stap kan ik verzetten. Kleine motormuis.
Verkleedpartijtje Meer lezen »
Ome Japie heeft een hond. Diep weggekropen onder zijn stoel laat hij zijn tanden zien en gromt. Ome Japie windt zich op; door alle restricties verliezen heel veel mensen hun baan. ‘Ik ga naar Den Haag’, roept hij vastberaden, ‘de verantwoordelijken in elkaar slaan’. Een knokige vuist gaat de lucht in. Eerst maar eens kijken,
We doen eerst de mijne. Alles sorteren, we zijn uren bezig. Op onze manier alles bekeken, daarna vakkundig onder bed gesmeten. Dan is jouw kamer aan de beurt. Ik heb geen zin meer.
Als kind naaide ik een sokpop; eentje met kralen ogen, oranje schubben en een grote bek vol tanden. Met mijn hand in de sok begon mijn ‘draak’ te leven, hij had opmerkelijke praatjes en maakte kritische grappen. Zelfs mijn moeder kreeg ik aan het lachen. De draak is lang geleden al verdwenen, maar de eenzame
Een zevenstippelig lieveheerbeestje vol geluk, in rood bepantserd schild komt aangevlogen. ‘Ben ik te laat?’ Troostend slaat zij een kriebelpootje om mijn hals terwijl mijn bittere tranen reeds een dal van verdriet heeft doen volstromen. Ik laat mij achterover zakken in de golfslag van het water, ontredderd en verweekt proef ik de wrange smaak van
Als eenling speel ik geen tweede viool. Een diner voor één, en niet voor twee en ik kies zelf wat ik eet. Ik drink zonder tegenspraak een biertje, misschien neem ik er zelfs nog een. Geen anderhalve meter afstand, maar lang uit liggen op de bank. Geen geruzie over wat er bekeken wordt op tv;
Eenpersoons maatschappij Meer lezen »
We hebben ons door onzekerheid uiteen laten drijven. Onze vlucht bracht ons tot onze eigen stenen muur; het biedt bescherming maar ontneemt ons perspectief. Het is maar tijdelijk wordt er gezegd, maar voorlopig is er geen beweging, alleen stilte op de weg. Ik hoor iemand door haar muur stilletjes huilen wat overgaat in een jammerend
Een snavel wollige paardenharen maakt van mevrouw spreeuw een hele meneer, zelf zit hij doelloos in bespikkeld pak, modieus hoogwater met zwartgeblakerde blote benen op een kratje door een uitwoekerde coronazon beschenen. Boven een barbecue kartonnen burgers, 5G straling roosteren, bij elkaar gegrabbeld handje uit een bakje opgespaarde pensioenen in hoog tempo door gebleekte tanden
De wereld, zo maar verkleind, na een winter zonder ijs , toen de lente werd geïnfecteerd en vervaagde van een kleurrijk paradijs in een troosteloos mat grijs. Krachteloos word ik naar de tafel gesleept door een paar zachte handen die altijd ruiken naar groene zeep, terwijl een pantoffel langzaam van mijn voet glijdt en verlaten
Met oma bellen, liedjes zingen achter de camera, van tralala tot eendjes zwemmen in het water, dag oma, we spreken je later. Mam, wat gaan we doen? De verveling slaat toe, na wat lezen en een rekensom. Het is lastig om de kinderen te vermaken. Jas aan, we gaan aan de wandel door koude lege