Midzomernacht

Het Kikkerkwaakkoortje,

een besloten herengezelschap met amoureuze bedoelingen,

doet de schemernachtsuitvoering in een nietszeggende greppel, eerder een simpel modderpoeltje,

omzoomd door deftig struisgras en zachtroze klaverbloemen,

en hier en daar een zompig paddenstoeltje.

Het liefdeslied, een luidruchtig gekwaakt repertoire, bekoort het vrouwelijke geslacht, van verre trekken zij naar het gebeuren, gelokt door hitsige heren, opgewacht,

met wat geluk leidt de voorstelling tot het jaarlijks hoogtepunt op magisch midzomernacht.

De Zomerkoning zit op zijn zetel aan de waterkant en krijgt van de amoureuze uitvoering spontaan een rode blos

Hij verschuilt zich verlegen achter een nabij hangende bloementros

Een nieuwsgierige ree komt aangetreden waardoor het koor onverwacht wordt verdreven naar omringend kruidgewas.

De dirigent, een excentrieke pad,

normaal gesproken zeer punctueel en weldoordacht,

probeert nog wat orde te scheppen maar hij heeft het moeilijk want hij is door alle consternatie vergeten wat hij ook al weer had uitgedacht.